Geschiedenis
De ouessant ontleent haar naam aan het gelijknamige eiland Ouessant voor de westkust van Bretagne in de Atlantische
Oceaan. Het is één van de kleinste schapenrassen ter wereld. Waarschijnlijk
zijn de scandinavische kortstaartschapen van invloed geweest op het ontstaan
van de ouesant. Rassen als het hebridean of het sint kilda schaap, de manx
loghtan of de north ronaldsy vertonen overeenkomsten met het
ouessantschaap. De ouessant lijkt ook veel op de uit de Baltische landen en
Oost-Pruisen afkomstige skudde. In Bretagne kwam oorspronkelijk een oud
type schaap voor in een drietal variëteiten, namelijk het bretonse landschaap,
Het race des deux en de ouessant. De ouessant is een typisch voorbeeld van
een "insular dwarfism" een verschijnsel dat voorkomt bij dierpopulaties die
generaties lang onder karige omstandigheden op een eiland of een sterk
afgesloten gebied leefden. Tot aan het begin van de 20ste eeuw bleef het
originele ouessant op het eiland. In de jaren 1904 tot 1910 werden witte arree
of bretonse landesschapen ingekruist om een groter schaap en de meer
gevraagde witte wol te krijgen. Na omstreeks 1920 verdween de
oorspronkelijke zuivere ouessant van het eiland. Een Grieks schip dat in 1936 schipbreuk leed voor het eiland vervoerde
schapen die zich toen waarschijnlijk met oorspronkelijke kuddes op het eiland hebben vermengd. De oorspronkelijke ouessant
zou zijn uitgestorven als niet een aantal particulieren op het vaste land, zoals de kasteelheren uit de departementen
Morbihan, Loire Atlantique en Vendeé, het ras voor een totale verdwijning hadden behoed. Meer recent zette Paul Abbé zich in
voor het behoud, de verbetering en de verspreiding van het ras. In
1970 werd de fokkersvereniging G.E.M.O. (Groupement des Eleveurs
des Moutons d'Ouessant) opgericht. De standaard (rasbeschrijving
van het schapenras 'OUESSANT') is vastgesteld tijdens de algemene
vergadering van de Groupement des Eleveurs de Moutons d'Ouessant,
gehouden op 5 december 1981 en aangepast door de algemene
vergadering van die vereniging gehouden op 16 november 1991. De
ouessant werd in 1971 in Nederland geïntroduceerd. Importen vonden
vooral plaats uit Frankrijk en België.
Verzorging
Globaal kunnen drie ouessanten inclusief de lammeren worden
gehouden op 10 are grond. Het is belangrijk de beschikbare
oppervlakte in percelen te verdelen, zodat het mogelijk is de schapen
per drie of vier weken om te weiden. De percelen zijn dan een aantal
weken diervrij, wat gunstig is voor de wormbestrijding. Het is ook
belangrijk, dat steeds voldoende gras met een gevarieerde samenstelling
beschikbaar is en gras met enige structuur. Bij onbeperkt gras of hooi
van redelijke kwaliteit met een voldoende gevarieerde samenstelling
hoeft maar beperkt schapenbrok te worden bijgevoerd. Verder is het
gewenst dat de ouessanten altijd een liksteen (zonder koper) en een
mineralenblok beschikbaar hebben.
Gezondheid
Gezonde dieren hebben geen diarree en zijn niet kreupel. Het is
belangrijk de klauwen te bekappen als dit nodig is (minimaal twee keer
per jaar). Het verdient aanbeveling de schapen minimaal één keer per
jaar te ontwormen. Bij diarree kan ontwormen noodzakelijk zijn.
Bovendien is het belangrijk tijdens diarree de achterhand van het schaap
goed schoon te houden om myasis te voorkomen. Bij myasis
onmiddellijk tot behandeling overgaan! De ouessanten kunnen het best in de eerste helft van juli worden geschoren.
Eigenschappen
De ouessant is klein, rechthoekig en relatief hoogbenig gebouwd. Volwassen rammen wegen 20 kilo en hebben een
schofthoogte van maximaal 49 cm. Volwassen ooien wegen 15 kilo en hebben een schofthoogte van maximaal 46 cm. Bij de
ouessant komen van oorsprong drie kleuren voor: zwart, wit en bruin (ofwel marron genoemd). De zwarte kleur overheerst
vooral in Frankrijk. Uit heterozygote zwarte ouders ontstond de
homozygote karamel bruine kleur, die in Frankrijk vrijwel niet
voorkomt, maar in Nederland erg gewild is. Door kruising met
arree of bretonse landes schapen ontstond de witte kleur. Deze
kleur is vrij zeldzaam, maar wint aan populariteit. In Nederland
ontstond een grijs-schimmelkleurige variant door de inkruising
van van romanov- en finse landrasschapen. Ook deze kleur is
in Frankrijk niet bekend, maar wordt in Nederland door een
aantal fokkers serieus gefokt. De wol is lang met een zeer
dichte ondervacht, die bescherming biedt tegen een ruw
zeeklimaat. Het gewicht van de vacht varieert bij de rammen
van 1,2 kilo tot 1,8 kilo en bij de ooien van 1,0 kilo tot 1,5
kilo. Het gewicht van de vacht is 10% van het levend gewicht.
De ouessant heeft hiermee per kilogram levend gewicht een
zeer hoge wolopbrengst, de hoogste van de Franse
schapenrassen. Het bronstseizoen is kort, van oktober tot in
januari. Eenjarige ooien werpen gewoonlijk in hetzelfde jaar.
De ooien werpen overwegend één lam en slechts bij uitzondering worden tweelingen geboren. Geboorteproblemen komen
weinig voor en de lammeren zijn zeer vitaal. De ooien hebben zeer goede moedereigenschappen. Ouessanten zijn zeer sober,
hebben een groot weerstandsvermogen tegen ziekten en stellen geen hoge eisen aan voeding en verzorging.
OUESSANT SCHAPEN VAN DE EXLOOSCHELANDEN